Het moderne vogelen

Zondag 31 mei 2015 sprak ik een column uit in het radio 1 programma Vroege Vogels. Het was een bijzondere uitzending want Vroege Vogels en ‘Weer of Geen Weer’ bestonden samen 60 jaar. Dit is de uitgeschreven tekst van de column: [beluisteren (en lezen) kan (ook) hier]

Hoewel ik zelf gelukkig nog niet kan bogen op een zestigjarig bestaan, loop ik al wel 45 jaar met een verrekijker om mijn nek. In die periode, vooral sinds de eeuwwisseling, is het vogelen ingrijpend veranderd.

Allereerst is er de invloed van de wetenschap. Uit één veertje is tegenwoordig genoeg DNA te trekken om de oude, vertrouwde vogelstamboom keer op keer te laten schudden. Futen blijken ‘familie’ van de flamingo’s te zijn en daarom staan ze niet meer vooraan in het vogelboek. Die ereplaats is overgenomen door de eenden. En de kraaien – lange tijd hekkensluiters van de vogelsystematiek – staan nu voor de goudhaantjes. Nee – goudhanen moet ik zeggen, want hier dient zich verandering nummer twee aan: geen verkleinvormen meer in vogelland. Begin deze eeuw verloren onder andere baardman, visdief, paap, winterkoning, woudaap en witgat hun liefkozende -je of -tje. Walters_1997Tegenstanders van deze taalzuivering vrezen dat deze vogeltjes daarmee hun aaibaarheid verliezen en dat zit vogelbescherming weer in de weg. In Zweden gingen ze nog verder door racistische vogelnamen te schrappen. Gelukkig ontbeert de officiële lijst van Nederlandse vogelsoorten aanstootgevende namen, maar de handige ‘Complete Checklist Vogels van de wereld’ (1997) die ik nog steeds gebruik, zal bij een tweede editie vermoedelijk wel afscheid nemen van de kaffergierzwaluw, de hottentottaling en de bleekkopnegervink. In Engeland doen ze nog niet moeilijk. Daar heet de koolmees (great tit) simpelweg nog ‘grote tiet’, en de kuifaalscholver (shag) zonder gekheid ‘neuk’.

En dan het noteren van vogelwaarnemingen. Gebeurde dat in de vorige eeuw nog met potlood in een notitieboekje, sinds 2005 doet een beetje vogelaar dat op waarneming.nl. Die website heeft inmiddels 64.000 gebruikers die samen ruim 34 miljoen waarnemingen invoerden, waarvan 24 miljoen van vogels. De smartphone is het nieuwe opschrijfboekje en iedereen kan de waarnemingen zien en gebruiken. Minder dan 20 jaar geleden moest je daarvoor de gortdroge en verre van complete rubrieken in de vogelblaadjes doorspitten. Nu is zelfs de vevogelaars_anno_2015rspreiding van de soepgans volledig in kaart gebracht met maar liefst 19.388 waarnemingen. Fantastisch toch?

Een minpuntje van het vogelen in de eenentwintigste eeuw is de vogelaarsklederdracht: een foeilelijk fleecevest, het waterdichte-maar-toch-lekker-fris-ademende-windjack en (het ergste van alles) de zevenzakken-afritsbroek, met daaronder als het tegenzit de Teva-sandaal. Kom op collega-vogelaars, dat doet onze branche geen goed! De klassieke vogelaarsbaard daarentegen, die is nu juist weer hip.

Bonus: lees hier mij vorige feestcolumn voor Vroege Vogels, bij gelegenheid van de uitbreiding van de zendtijd, op 5 januari 2014.

Nog vroegere vogels

Zondag 5 januari 2014 mocht ik een column uitspreken in het radio 1 programma Vroege Vogels. Het was een bijzondere uitzending, want de aanvangstijd vervroegde met ingang van die zondag tot 07.00 uur. Geen twee maar drie uur Vroege Vogels op de radio. Dit is de uitgeschreven tekst van de column: [beluisteren kan hier]

vogelaars_zonsopkomstHoe vroeg moet je eigenlijk je bed uit en naar buiten om optimaal van de natuur te kunnen genieten? Een ongeschreven wet onder natuurvorsers zegt natuurlijk ‘hoe vroeger, hoe beter’. Je hebt dan voordat de dagjesmensen zich massaal vertonen al in alle stilte en eenzaamheid genoten van een zingende tjiftjaf of een roffelende specht. Onderzoek heeft aangetoond dat de meeste vogels in elk jaargetijde in de eerste daglichturen het actiefst zijn: de nacht was koud, kostte energie en zo gauw het kan moet de maag weer vol. In het voorjaar komt daar de voortplantingsdrang nog eens bij. De mannetjes zingen al voor het ochtendgloren of het voortbestaan van hun soort er van afhangt. Broedvogeltellers weten dat: om niets te missen moeten ze twee uur voor zonsopkomst in het veld zijn. Dat is heel erg vroeg!

Zelf heb ik er eigenlijk altijd spijt van gehad dat ik niet aan vlinders of reptielen ben gaan doen, want die komen pas op het heetst van de dag goed op gang. Ik ben niet zo’n ochtendmens.

En hoe zit het met u, luisteraars van dit radioprogramma met hart voor de natuur? Gelooft u het wel op dit uur van de dag? Blijft u net als ik – normaal gesproken – op zondagochtend lekker in bed met de radio aan terwijl buiten de ganzen al trekken en het roodborstje tegen het raam tikt? Bent u ook zo’n soort vroege vogel? Dan bent u een zegen voor de dierenwereld, want alle mensen die al voor dag en dauw goedbedoeld in de natuur lopen te vorsen op hun kaplaarzen of bergwandelschoenen doen dat terwijl er buiten eigenlijk rust moet heersen.

Geloof me, op zondagochtend haalt de natuur opgelucht adem omdat er dan enige honderdduizenden natuurliefhebbers binnen blijven, bij de radio, afgestemd op Vroege Vogels.

Wie er precies verantwoordelijk voor zijn, weet ik niet – Staatssecretaris Dekker, zendermanager Laurens Borst, het Vara-bestuur, de redactie en presentatoren van Vroege Vogels – maar het getuigt van visie en grote liefde voor de natuur om dit programma vanaf vandaag een uur eerder te laten beginnen. Jullie bewijzen de natuur (en de luisteraars) een grote dienst.

Kaapverdische homo’s

Zondag 26 mei 2013 sprak ik een column uit in het Radio 1 programma Vroege Vogels. Hij is hier te beluisteren en hieronder na te lezen:

iago_sparrow_in_hand [Kees Moeliker]De Nederlandse avifauna is weer een exoot rijker. Het gaat om vier Kaapverdische mussen die het afgelopen weekend als verstekelingen op een schip zijn gearriveerd in Zeeland, in het haventje van Hansweert op Zuid-Beveland. Let wel, het zijn geen huismussen afkomstig van de Kaapverdische eilanden, nee, het zijn mussen van een aparte soort (Passer iagoensis) die uitsluitend op die eilanden voor de West-Afrikaanse kust voorkomen. Omdat het schip behalve de mussen ook vogelaars op vogelreis vervoerde, is de zeereis van de nieuwkomers uitstekend gedocumenteerd. Op 6 mei vlogen er vanaf het onbewoonde eilandje Razo elf aan boord. Zeven beproefden hun geluk op Madeira en de vier overgebleven exemplaren, twee mannetjes en twee vrouwtjes, voeren mee naar Nederland. Aan boord werden de hand tamme vogels liefdevol verzorgd met water en brood. Een mannetje sloot vriendschap met de kapitein en verbleef in de stuurhut. Dankzij het wereldwijde web en de sociale media werd de komst van de Kaapverdische mussen ruim van te voren aangekondigd. Ik kon niet wachten op het historische moment dat de eerste mussen uit Afrika in West-Europa zouden aankomen. Op eerste Pinksterdag was ik een van de eersten (met een verrekijker om de nek) die de pioniers welkom heette. Ik trof ze nogal passief aan. Aan het eind van de middag zaten de twee vrouwtjes op het dek te slapen met de kop in de veren. Het mannetje dat in de stuurhut rondfladderde, stond instabiel op zijn pootjes en ademde zwaar. Ik kon hem gemakkelijk pakken. two male iago sparrows in copula on deck Plancius_klDaar stond de conservator, in tweestrijd, met een Kaapverdische mus in handen. Nu heb ik weleens een vogeltje beroepshalve voor de wetenschap ‘verzameld’, maar omringd door stoere zeebonken die een emotionele band met de betreffende mus hadden opgebouwd, stelde ik uit lijfsbehoud voor hem aan dek los te laten. Zo geschiedde. Seconden nadat ik het wankele musje naast een korstje brood had neergezet, dook het andere mannetje er boven op en ontstond een vechtpartij die voor mijn ogen en van die van de twee mussenvrouwtjes eindigde in een onmiskenbare poging tot paring. Dat moet ik weer zien: het eerste dat twee Kaapverdische mussen in Nederland vertonen is homoseksueel gedrag! Hoe moet het nu verder met deze mussen? Faunapuristen zullen gelijk willen ingrijpen, want stel je voor dat ze ooit onze eigen inheemse mussen gaan verdringen of schade veroorzaken in Bevelandse boomgaarden. Ik zeg: stop met voeren, dan gaan ze uiteindelijk van het schip af. Laat ze daarna aan hun lot over. Ze beleven als tropische vogels momenteel de koudste meidagen sinds mensenheugenis. Dat is een goede testcase. Of ze ons klimaat en de overal loerende sperwers (die ze niet kennen) overleven, is afwachten. Mochten ze het toch redden dan is de kans dat deze Kaapverdische homo’s zich ooit zullen voortplanten minimaal.

Hier mijn eerdere blog over de Kaapverdische mussen. BONUS: [gerelateerd, toegevoegd 7 juli 2014] Artikel ‘Homosexual mounting of iago sparrows after ship-assisted arrival in the Netherlands‘ in Dutch Birding 36: 172-173 (2014)

Hoe is het om een vleermuis te zijn?

In 2011 ben ik elke maand één keer ‘columnist van de week’ bij Vroege Vogels op radio 1. Zondag 2 januari omstreeks 8.30 uur was de eerste column in de reeks ‘Uit de Koker van Kees’ te beluisteren: (luister hier)

Het Jaar van de Vleermuizen is aangebroken. Uitgeroepen door de Zoogdiervereniging om (citaat uit het persbericht) ‘aandacht te vragen voor deze voor veel mensen onbekende, mysterieuze maar wel beschermde en uiterst nuttige vliegende zoogdieren’. 2011 is niet alleen in Nederland maar in heel Europa het Jaar van de Vleermuizen. Dat is slim. Niet de wolf in Duitsland, de zwarte rat in België, de bruine beer in Spanje en de relmuis in Frankrijk, nee overal de vleermuis. Anders krijg je zoiets vaags als het biodiversiteitsjaar dat gelukkig nu achter de rug is.

Ik doe graag mee aan vleermuispopularisering en heb daarom uit het afgelopen jaar twee opmerkelijke wetenschappelijke vondsten voor u. Ongeveer 350 van de 1100 soorten vleermuizen die we wereldwijd kennen eten fruit of nectar in plaats van insecten. Deze zogenaamde fruitvleermuizen leven voornamelijk in de tropen. Ze eten overrijp, rottend fruit dat tot wel vijf procent alcohol kan bevatten. Canadese onderzoekers vroegen zich af of zo’n hoge alcoholconsumptie hun vliegkunst en echolocatie niet belemmert. Ze voerden vleermuizen met suikerwater of met suikerwater waar alcohol aan toegevoegd was en lieten de proefdieren los in een vliegkooi met obstakels. Alcohol in het bloed of niet, alle vleermuizen namen de hindernissen moeiteloos. Kennelijk is de alcoholtolerantie van fruitvleermuizen zo hoog dat zij zonder problemen rottend fruit kunnen eten. Dankzij deze aanpassing hebben fruitvleermuizen de beschikking over voedsel dat vogels onaangeroerd laten omdat ze er dronken van worden. Daar heb je wat aan als vleermuis.

Opzienbarend was de ontdekking dat vleermuizen liefhebbers zijn van fellatio. Let wel, het click to see videogaat niet om een muziektempo zoals allegro of adagio, maar om orale seks waarbij het mannetje de ontvanger is. Dergelijk gedrag was alleen bekend van mensen en mensapen als onderdeel van seksueel (voor)spel. Bij vleermuizen is fellatio echter vaste prik tijdens de feitelijke paring. Dat zit zo. Vleermuizen doen het in de lepeltjespositie – mannetje achter – en hangen daarbij ondersteboven. Het wijfje buigt als zij gepenetreerd wordt naar boven en likt af en toe de schacht van het geslachtsorgaan van het mannetje. Vleermuizen doen dat niet voor de lol. Ze hebben er baat bij, want – zo bleek uit onderzoek – één fellatieseconde zorgt er voor dat de paring zes seconden langer duurt. En dat vergroot de kans op bevruchting. Laat de acrobatiek maar achterwege op deze vroege zondagochtend: bij mensen is dit standje volgens mij onmogelijk.

De Amerikaanse filosoof Thomas Nagel stelde in 1974 een van de meest intrigerende vragen over het menselijke bewustzijn en voorstellingsvermogen: ‘What is it like to be a bat?’ Hoe is het om een vleermuis te zijn? Misschien weten we dat als het Jaar van de Vleermuizen weer ten einde is.

Bronnen

Orbach, D.N. et al. (2010) Drinking and Flying: Does Alcohol Consumption Affect the Flight and Echolocation Performance of Phyllostomid Bats? PLoS ONE 5(2): e8993. doi: 10.1371/journal.phone.0008993

Tan, M. et al. (2009) Fellatio by Fruit Bats Prolongs Copulation Time. PLoS ONE 4(10): e7595. doi: 10.1371/journal.phone.0007595

Nagel, T. (1974) What is it like to be a bat? The Philosophical Review 83(4): 435-450

Pavlov 13 november 2010: Dagdromen maakt ongelukkig

In november ben ik elke zaterdag tegen 19.00 uur de ‘uitsmijter’ van het radio 1 programma Pavlov. Ik praat dan over nieuws dat mij opviel in de afgelopen week. Deze week:

Dagdromen maakt ongelukkig – Mensen hebben de tijd en het vermogen om na te denken over iets wat ze niet aan het doen zijn. Wij kunnen nadenken over iets uit het verleden, over iets dat in de toekomst zou kunnen gebeuren of over iets dat nooit gebeuren zal. Dit dagdromen, het nadenken zonder directe stimulus (mind wanderings in het Engels) is een unieke eigenschap die ons van andere zoogdieren onderscheidt: wij kunnen leren, redeneren en plannen. Dat is een overlevingsvoordeel. Het succes van de mens als soort schuilt in die eigenschap.

Recent onderzoek van Matthew Killingsworth en Daniel Gilbert van de Harvard Universiteit (zie Science 330: 932) toonde aan dat dagdromen een keerzijde heeft: het maakt ons ongelukkig. De onderzoekers toonden dat aan door 2250 mensen via een iPhone applicatie (www.trackyourhappiness.org) op willekeurige momenten te vragen (1) hoe ze zich voelden, (2) wat ze deden, en (3) of ze daar aan dachten of niet. Het bleek dat de proefpersonen voor bijna de helft (46.9%) van de tijd niet met hun hoofd bij hun activiteiten waren. De dagdromers werd gevraagd of die gedachten plezierig, neutraal of onplezierig waren. Los van het soort activiteit van de dagdromers, waren die gedachten vaker neutraal of onplezierig. Conclusie: dagdromen maakt ongelukkig. Hoe vaak we wegdromen van onze activiteiten is een betere voorspeller van ons geluk dan onze activiteiten zelf, aldus Killingsworth en Gilbert.

Gelukkig is geluk een menselijk fenomeen. Dieren hebben wel wat anders aan hun hoofd: eten, zorgen dat je niet opgegeten wordt, en je voortplanten. Dieren die dagdromen overleven niet.

Pavlov, radio 1: Deed de Neanderthaler aan veelwijverij?

In november ben ik ‘maandgast’ in het radio 1 programma Pavlov. Elke zaterdag omstreeks 18.55 uur bespreek ik iets uit de actualiteit vanuit mijn achtergrond, mijn belangstelling, mijn passie. Pavlov is een programma over menselijk gedrag, ik moet mij er dus toe zetten om niet over beesten te vertellen.

Een kort berichtje op nu.nl trok deze week mijn aandacht: ‘Neanderthalers hadden wisselende sekscontacten’. Mijn eerste gedachte was, hoe zijn ze daar nu achter gekomen? Wat bleek? De Britse wetenschappers Emma Nelson, Campbel Rolian, Lisa Cashmore en Susanne Shultz maten (de verhouding van) de lengte van fossiele botten (de kootjes) van de ring- en wijsvingers van Neanderthalers, andere vroege mensachtigen en de vingerkootjes van de moderne mens. Deze zogenaamde 2D : 4D ratio (een getal kleiner, gelijk aan, of groter dan 1) is een indicator van de mate waarin de foetus is blootgesteld aan het mannelijke geslachtshormoon testosteron. Mannen hebben (daardoor) een kortere wijsvinger dan vrouwen (2D : 4D < 1). Bij vrouwen is de wijsvinger even lang of een beetje langer dan de ringvinger (2D : 4D > 1). Deze vingerindex is in verband gebracht met alle mogelijke fysiologische toestanden en vormen van gedrag: mannen met een relatief korte wijsvinger hebben meer zaadcellen in hun sperma, zijn competitiever en promiscue.

Deze laatste vorm van sociaal en seksueel gedrag is nu op de Neanderthaler geplakt, want ze hadden een relatief lange ringvinger ten opzichte van hun wijsvinger, en een duidelijk lagere 2D : 4D index dan Homo sapiens de moderne mens. Conclusie: de Neanderthaler man deed aan veelwijverij. Het negatieve beeld van deze harige, botte, primitieve woesteling wordt hiermee versterkt. Gezien de omstandigheden waarin ze leefden (koud, woest landschap; jagend bestaan) lijkt me dat een hele slimme voortplantingsstrategie.

Overigens wijzen de vingerkootjesmetingen bij Australopithecus er op dat deze zeer oude mensachtige (2-4 miljoen jaar) monogaam was. Mijn 2D : 4D index (lengte wijsvinger gedeeld door lengte ringvinger) is 0.88. Dat is vast vergelijkbaar met die van Silvio Berlusconi en Bill Clinton.

Het onderzoek van Nelson et al. is afgelopen week gepubliceerd in Proceedings of the Royal Society B (doi: 10.1098/rspb.2010.1740).

De huisbioloog (Atlas – radio 1), zondag 22 augustus 2010

In uitzending 102 van ATLAS (Radio 1, zondag 22 augustus 2010, 18.15-20.30 uur) spreek ik in mijn rubriek ‘de huisbioloog’ (ongeveer om 19.00 uur) over:

Nieuws – De Atlantische plasticsoep groeit niet. Eerder dit jaar werd duidelijk dat ook de noordelijke Atlantische Oceaan een plasticsoep heeft. Het gaat hierbij om kleine stukjes plastic afval die door zeestromen tussen 22 en 28 graden Noorderbreedte en een drijvend eiland – een ‘soep’ – onder het wateroppervlak vormen. De plastic soep in de Grote Oceaan geniet grote bekendheid, mede door de indringende foto’s van Chris Jordan die laten zien dat jonge albatrossen met plastic afval gevoerd worden (en daaraan sterven). Inmiddels is de Atlantische plasticsoep onderzocht door 6136 zeewater-monsters, genomen tussen 1986 en 2008 te analyseren. Hierover is in het wetenschappelijke tijdschrift Science gerapporteerd.

Voor het eerst zijn er nu kwantitatieve gegevens. De concentraties verschilden van nul tot 580.000 stukjes (van hooguit enkele millimeters) per vierkante kilometer. Hoewel de wereldplasticproductie tussen 1976 en 2008 vervijfvoudigde, nam de concentratie niet toe in de loop der jaren. Een verklaring daarvoor is er niet. Wellicht dat het internationale verbod om plastic in zee te dumpen, dat sinds de jaren ‘70 is ingesteld, hierop invloed heeft gehad. Ook zou het plastic in kleinere partikels uiteengevallen kunnen zijn, en door de netten zijn geglipt.

Het Dode Dier van de Week is de ‘giant rat’ die afgelopen dagen het Engelse Bradford (en omstreken) in zijn greep houdt. Berichten in de populaire media spreken van twee exemplaren die geschoten zijn en een lengte van 76 cm hebben. Alle berichten zijn gebaseerd op ‘ooggetuigenverslagen’ en tot de verbeelding sprekende foto’s van ratten waarvan het formaat niet vast te stellen is. Zolang de kadavers nog niet door serieuze zoogdierkundigen zijn onderzocht, kunnen we de Britse reuzenratten als een hoax beschouwen.

De mogelijkheid bestaat dat het om de beverrat (Mycastor coypus) gaat, maar deze exoot schijnt uitgeroeid te zijn in het Verenigd Koninkrijk. Er bestaan wel reuzenratten, maar die komen voor in de tropen van Zuid-Amerika, Afrika en Nieuw-Guinea. Bijvoorbeeld de buidelrat Cricetomys uit West-Afrika of de reuzenrat Kunsia uit Zuid-Amerika. Vorig jaar werd er een nieuwe soort Mallomys rat ontdekt in Papua Nieuw Guinea. Die heeft met een lichaamslengte van 82 cm het formaat van een (kleine) hond. In Engeland en de rest van Europa inheemse bruine rat (Rattus norvegicus) kan 27 cm lang worden.

Onwaarschijnlijk Onderzoek – De gevaren van pizza. Twee Britse studies concluderen dat pizza’s, of je ze nu eet of bezorgt, slecht voor je zijn. Chris R. Mclean en collega J. Bernard van Mayday University Hospital in Croydon stellen in hun case study ‘Ethnicity as a factor in Pizza Delivery Crashes’ (Traffic Injury Preventions 4: 276-277) dat pizza-bezorgers die brommers gebruiken bij hun werk als ze zelf bij het ziekenhuis bezorgd worden, vaak botbreuken vertonen, vooral als ze van buitenlandse komaf zijn en geen rijbewijs hebben.

Het andere onderzoek, van James Catton en Dileep Lobo van Queen’s Medical Centre in Nottingham, zeer toepasselijk gepubliceerd in het medische vakblad Gut (doi:10.1136/gut.2009.184010), verhaalt over een voorheen gezonde 16-jarige student die na het eten van twee large pizza’s en vijf pinten bier met acute buikpijn in het ziekenhuis werd opgenomen (‘Pizza, beer, amylase, lipase and the acute abdomen’). De arme pizza-liefhebber was te gulzig geweest en de onverteerde pizza-punten werden operatief verwijderd.

[Bonus] Een aantal (jawel) Italiaanse studies toont aan dat het eten van pizza’s juist een gunstig effect op de gezondheid heeft. Bijvoorbeeld Dario Giugliano, Francesco Nappo en Ludovico Coppola (Second University Naples), gepubliceerd in Circulation: ‘Pizza and Vegetables Don’t Stick to the Endothelium’. En niet te vergeten de studies van Silvano Gallus van Istituto di Ricerche Farmacologiche, in Milaan, waaronder de klassieker Does Pizza Protect Against Cancer?, in International Journal of Cancer.

De huisbioloog (Atlas-radio 1), zondag 8 augustus 2010

In uitzending 100 (!) van ATLAS (Radio 1, zondag 8 augustus 2010, 18.15-20.30 uur) spreek ik in mijn rubriek ‘de huisbioloog’ (ongeveer om 19.00 uur) over:

De eendenpenis – Het was al langer bekend dat mannetjeseenden in het broedseizoen een gedraaide, wokkel-vormige, soms zeer lange penis ontwikkelen die in het najaar weer verdwijnt. De strijd tussen de seksen is hiervan de drijvende kracht. Nieuw onderzoek van Patricia Brennan en collega’s van Yale University laat zien dat de lengte van het geslachtsorgaan afhankelijk is van de (aanwezigheid van) concurrenten. Bij toppereenden die met andere mannetjes moeten concurreren om schaarse vrouwtjes is de penis 15-25 % langer dan bij mannetjes die geen concurrenten hebben. Dit is een sterke aanwijzing dat sociale competitie de lengte van het geslachtsorgaan beïnvloedt. Dat was nooit eerder bij een gewerveld dier vastgesteld.

De resultaten van dit onderzoek zijn nog niet gepubliceerd, maar bekend gemaakt tijdens de 47th Annual Meeting of the Animal Behavior Society, gehouden op 25-29 juli 2010 in Williamsburg, Virginia.

Het Dode Dier van de Week is de vliegensoort Thyreophora cynophila, die in het Duits ook wel Hundefliege genoemd wordt, omdat hij (in 1798) in Mannheim werd ontdekt op het kadaver van een hond. Dit ongeveer 1 centimeter grote insect met een zeer opvallende, helder oranjerode kop werd als enige Europese vliegensoort als uitgestorven beschouwd omdat hij sinds 1850 (160 jaar) niet meer gezien was. De laatste werd toen nabij Parijs verzameld. Zijn bestaan werd uitsluitend gedocumenteerd door 16 exemplaren die in zeven Europese natuurhistorische musea op spelden worden bewaard. Daardoor heeft hij onder vliegenkenners een bijna mythische status.

Deze week werd bekend (Systematic Entomology 2010 en Bol. Soc.Ent.Aragonesa 46: 1-7) dat de soort in Spanje – waar de soort nooit eerder was gevonden – is herontdekt. Twee groepen insectenkenners vonden onafhankelijk van elkaar in de berken- en eikenbossen nabij Madrid en in de Rioja-streek drie populaties. De vliegen werden gevangen in vallen met dode inktvis en rottend beenmerg als aas. Gebleken is dat de vliegen voornamelijk ’s nachts in februari en maart actief zijn en uitsluitend op in staat van ontbinding verkerende kadavers van runderen en herten leven. Vermoedelijk zijn ze daardoor niet eerder opgemerkt. Vliegmensen noemen de herontdekking sensationeel, en dat is het ook. Zie (Spaanstalig) filmpje. [met dank aan Ruud van der Weele]

Onwaarschijnlijk Onderzoek –  Heeft u altijd al een dierbare, begraven overledene een prettige verjaardag of ‘vrolijk Kerstfeest’ willen wensen, of de dode zijn of haar lievelingsmuziek of favoriete radioprogramma laten horen? Dat kan met de uitvinding van Jeff Dannenberg uit Florida. Hij verkreeg afgelopen week het patent (US # 7,765,655 B2) op een apparaat, getiteld ‘Apparatus and method for generating post-burial audio communication in a burial casket’. Het apparaat kan gemakkelijk achter een fotolijstje (met een foto van de overledene) in de kist geplaatst worden, en bevat opgenomen geluidsframenten die middels een geprogrammeerde tijdklok op elk gewenst moment afgespeeld kunnen worden. Een draadloze applicatie (US # 7,765,656 B2 ‘Remote Update Feature’) stelt nabestaanden in staat om de geluidsfragmenten te updaten, wissen en/of te redigeren. Op het ingebouwde flatscreen kunnen video-beelden vertoond worden.

De uitvinding is zowel geschikt voor communicatie met overleden en begraven mensen als huisdieren. [met dank aan Martin Gardiner, Rio de Janeiro Desk Chief, Improbable Research]

De huisbioloog (Atlas – Radio 1), zondag 1 augustus 2010

In uitzending 99 van ATLAS (Radio 1, zondag 1 augustus 2010, 18.15-20.30 uur) spreek ik in mijn rubriek ‘de huisbioloog’ (ongeveer om 19.00 uur) over:

Een nieuwe Nederlandse sprinkhaansoort. Tussen de bielzen en kiezels van het oude spoorwegemplacement langs de Laan op Zuid in Rotterdam is afgelopen week een nieuwe sprinkhaansoort voor Nederland ontdekt. Het gaat om de kiezelsprinkhaan (Sphingonotus caerulans) uit Zuid-Europa die tot dusver nooit dichterbij kwam dan enkele plekken in België en Duitsland. De kiezelsprinkhaan is onopvallend bruin van kleur, maar laat bij het opvliegen zijn helderblauw gekleurde vleugels goed zien. Daarmee lijkt deze nieuwkomer sterk op de van oudsher in Nederland voorkomende blauwvleugelsprinkhaan, die een duidelijke voorliefde heeft voor zanderige terreinen. De kiezelsprinkhaan leeft op droge, zanderige of stenige grond en voedt zich met gras en andere planten. Het in onbruik zijnde, deels overwoekerde rangeerterrein vormt dus een perfect leefgebied voor dit insect. Er zijn tenminste veertig exemplaren aanwezig, vermoedelijk meer. Hoe de kiezelsprinkhanen in Rotterdam verzeild zijn geraakt is niet bekend. Het zijn goede vliegers en ze kunnen via het spoorwegennetwerk naar de Laan op Zuid zijn gevlogen. Het is ook goed mogelijk dat er een aantal is mee gekomen met een lading grind of dat ze een lift van een trein hebben gekregen.

Binnenkort krijgt het oude rangeerterrein een andere bestemming en moet de nieuwe sprinkhaan op zoek naar een ander leefgebiedje. Of dat gaat lukken, is de vraag.

Het Dode Dier van de Week is de zuidelijke boomsprinkhaan (Meconema meridionale). Deze kleine groene sprinkhaansoort werd in 1993 voor het eerst in Nederland gevonden, in Vlaardingen. Ook een soort uit het Middellandse Zee gebied (Italië, Zuid-Frankrijk) die met autoverkeer meegelift is naar Nederland en inmiddels overal in steden voorkomt. Leeft van bladluizen.

Onwaarschijnlijk Onderzoek – Ik ben nog maar een paar dagen terug van een zeer ontspannende vakantie. Dat fijne vakantiegevoel ben ik nu al volledig kwijt. Is vakantie eigenlijk goed voor gezondheid en welzijn, en hoe lang houdt het vakantiegevoel aan? Het is onderzocht door Jessica de Bloom (Radboud Universiteit) en collega’s van de universiteiten van Utrecht en Konstanz. Zij ondervroegen 96 Nederlanders voor, tijdens en na hun vakantie over hoe gezond, energiek, tevreden en gespannen ze zich voelden. In de vakantie was de spanning een rapportcijfer minder dan ervoor en erna. Bijna alle proefpersonen waren hun vakantiegevoel na de eerste werkdag al kwijt. Toch vinden de onderzoekers dat we wel met vakantie moeten blijven gaan. Zie: De Bloom et al., 2010 – Effects of vacation from work on health and well-being: Lots of fun, quickly gone – Work & Stress 24(2): 196-216

De huisbioloog (Atlas – Radio 1), zondag 4 juli 2010

In uitzending 95 van ATLAS (Radio 1, zondag 4 juli 2010, 18.15-20.30 uur) spreek ik in mijn rubriek ‘de huisbioloog’ (ongeveer om 19.00 uur) over:

Jonge zeehonden in de Nederlandse en Duitse Waddenzee worden gemiddeld bijna een maand vroeger geboren dan ruim dertig jaar geleden. Dat blijkt uit langjarige tellingen door onderzoekers van IMARES, het instituut voor marien ecologisch onderzoek van Wageningen UR. Overbevissing is de belangrijkste verklaring, omdat die met name gericht is op de grotere vissen. Daarvan profiteren de kleinere vissoorten, waarvoor zeehonden een voorkeur hebben. De kleine vissoorten zorgen voor een groter voedselaanbod voor de zeehonden. De onderzoekers publiceerden hun bevindingen eerder deze week in het wetenschappelijke tijdschrift Biology Letters.

Als verklaring van het vroegere geboortetijdstip zien de onderzoekers de verbeterde leefomstandigheden en dan met name het grotere voedselaanbod voor zeehonden als belangrijkste factor. Vrouwelijke zeehonden maken na de bevruchting een periode door van de zogenaamde stille zwangerschap. Die houdt in dat de bevruchte eicel zich niet meteen innestelt in de baarmoeder. Doorgaans begint die innesteling en daarmee de actieve zwangerschap na ongeveer 2½ maand. Die tijd heeft het vrouwtje nodig om aan te sterken na de vorige intensieve zoogtijd waarbij haar vetvoorraad sterk is afgenomen. Kennelijk, wordt die herstelperiode korter door een groter voedselaanbod.

Het Dode Dier van de Week is het teringlijertje (Caprella linearis). Dit kleine, 1-2 centimeter grote, kreeftachtige diertje heb ik verzameld op de Westerschelde. Ze leven daar op de bodem, met hun achterpootjes vastgehecht aan sponzen. Met de voorste schaarpoten slaan ze wild om zich heen om dierlijk plankton uit het water te vissen. Ze hebben een spookachtig, geleed lichaam en worden daarom ook wel ‘wandelend geraamte’ genoemd. Ik neem er een paar mee, geconserveerd in alcohol, gisteren opgevist door de mosselkotter ZZ-10 van schipper Jaap van der Schot, nabij Terneuzen. De naam ‘teringlijertje’ komt vermoedelijk voort uit hun magere, uitgeteerde gestalte.

Onwaarschijnlijk Onderzoek – ‘Love is in the air’. Laat jonge vrouwen naar romantische song-teksten luisteren en de kans is groot dat ze een verzoek tot een date accepteren. Professor Nicolas Guéguen heeft weer toegeslagen met een fijn stukje (onwaarschijnlijk) onderzoek, gepubliceerd in Psychology of Music 38(3): 303-307. Hij liet 183 alleenstaande studentes van gemiddeld 18.7 jaar naar twee song-teksten luisteren. De ene tekst (‘Je l’aime à mourir’) werd door de studentes als ‘romanistisch’ beoordeeld; de andere (‘L’heure du thé’) kreeg het predicaat ‘neutraal’. De studentes die naar het romantische liedje luisterden, reageerden vervolgens in 52.2% van de gevallen positief op de vraag ‘Mag ik je telefoonnummer?, dan bel ik je volgende week om samen wat te gaan drinken’. De versierder, Antoine genaamd, was een 20 jarige knappe jongen. Meisjes die naar het neutrale liedje luisterden, gaven hem veel minder vaak (27.9%) hun telefoonnummer. Professor Guéguen heeft een patent op dergelijke onderzoeken, naar verleidingsgedrag bij mensen. Zie Atlas 30 november 2008.