Op zaterdag 29 september 2018 mocht ik in Rotterdam met een column de conferentie ‘Groen van de toekomst‘ aftrappen. Voordat ik begon, heb ik onderstaand filmpje laten zien:
Daarna sprak ik de column uit:
Dit is de zogenaamde ‘leader’ van de televisieserie ‘Rotterdammers in het Groen‘ die RTV-Rijnmond vanaf 22 september 2018 wekelijks uitzendt. Mijn rol is die van presentator, hoewel ‘presenteren’ een groot woord is – ik fiets door de stad, praat met ‘Rotterdammers in het Groen’ en af en toe roep ik wat. Wat ik zeg in dit filmpje, klopt. Ik ben eigenlijk altijd met dieren bezig, met dode dieren in het Natuurhistorisch Museum waar ik werk, of als ik buiten ben, met het rijke dierenleven in het Rotterdamse groen. Mensen in het groen heb ik eigenlijk altijd als hinderlijk ervaren. Ze jagen de vogels weg, vertrappen de planten, zagen bomen om, maaien het gras. En nu wilde Rijnmond juist mij mensen in de stadsnatuur laten bestuderen. Ze zochten een antwoord op de vraag ‘Wat doen ze er, waar en waarom?’.
Uiteindelijk heb ik het met veel plezier gedaan, vijf afleveringen – ‘Het stadspark’, ‘De singel’, ‘De stadstuin’, ‘De productietuin’ en ‘De volkstuin’. Kilometers gemaakt op een vouwfiets, van IJsselmonde tot in Overschie en van Schoonoord tot de Spoortuin. Ik moet toegeven dat mijn blik regelmatig afdwaalde af naar een tikkende specht of een jagende sperwer, maar toch kreeg ik de smaak te pakken, op mijn zoektocht naar mensen in parken en tuinen, op daken en langs singels.
Ik ben op groene plekken geweest die zelfs ik nog niet kende. Hippe dakakkers, verborgen stadstuintjes, braakliggende terreinen, volkstuinen, zelfs een verlaten treinspoor dat als onderdeel van ‘de Groene Connectie’ nu door een heuse stadsjungle voert. Met overal enthousiaste mensen die er van genieten en er letterlijk zelf wat van maken.
Ik heb ontdekt hoe Rotterdammers parken, tuinen en singels op verschillende manieren omarmen als een natuurlijk verlengstuk van hun leefgebied. Stadsnatuur is echt onmisbaar, voor iedereen!
Dat besef hebben we nog niet zo lang. Ik beweeg mij al een halve eeuw door het Rotterdamse groen. Heb de eekhoorns van het Kralingse Bos nog gekend. Heb de eerste Nijlgans zien komen, en ken de stad nog zonder aalscholvers en halsbandparkieten. Met mijn verrekijker had ik er tot een jaar of tien geleden bijna het rijk alleen. Hoe komt het dat de Rotterdammer openbaar groen terecht steeds meer als zijn natuurlijke habitat beschouwt en benut?
Dat heeft te maken met het besef dat natuur goed voor je is – je voelt je er fijn. Er is inmiddels een dikke stapel wetenschappelijk onderzoek die bewijst dat stadsmensen die een flinke portie buurtnatuur tot zich kunnen nemen, geestelijk en lichamelijk gezonder zijn dan mensen die dat moeten missen. Ziektecijfers zijn aanmerkelijk lager in groenere woongebieden. Lagere niveaus van depressie, angst en stress blijken geassocieerd met het aantal vogels dat mensen in hun omgeving kunnen zien. Het horen van vogelzang doet daar nog een schepje bovenop: het is rustgevender dan het geluid van kabbelend water en het zachtjes tikken van regen. Zelfs het voeren van vogels levert een heilzame klik tussen mens en natuur. Patiënten die in het ziekenhuis uitkijken op groen, genezen sneller dan zieken die uitzicht hebben op een blinde muur.
Na vijf weken filmen in de Rotterdamse stadsnatuur heb ik gezien hoe bestaande parken en andere groenvoorzieningen steeds intensiever gebruikt worden. Ik heb buurtbewoners letterlijk stadsnatuur zien maken, de BBQ-rookwolken boven het Vroesenpark zien opstijgen, en ben door een vrolijk dansend festivalpubliek op de schouders genomen. Ook heb ik kritische geluiden gehoord over wat wel en niet kan in een park. Waar ligt die grens?
De draagkracht van een park verschilt natuurlijk wezenlijk van die van een asfaltvlakte. De grens die gesteld moet worden, moet mensen de kans geven van het stadsgroen te genieten zonder uit het oog te verliezen dat juist het planten- en dierenleven de aantrekkelijkheid van parken bepaalt. Ik ken de veerkracht van de stadsnatuur en ben er van overtuigd dat ook uitzinnige festivalgangers liefhebbers zijn van het Rotterdamse groen. De grens van wat wel en niet kan, is een delicaat evenwicht tussen mens en natuur.
Natuurbesef is hierbij van groot belang, en biodiversiteit het toverwoord. Het toepassen van ecologische kennis in de stedelijke omgeving komt niet alleen plant en dier maar juist ook stadsmensen ten goede. Daar zou bij het groenbeheer vol op ingezet moeten worden. Benut braakliggende terreinen, maak groene verbindingen (ook met het buitengebied), maai bewust en met mate, geef insecten een kans, betrek burgers bij aanleg en onderhoud, en garandeer dat parken niet opgeofferd worden voor woningbouw of wegenaanleg.
Met het gestaag groeiende aantal mensen dat in een stedelijke omgeving leeft – nu al ruim 50 procent en in 2050 zeker 70 procent van de wereldbevolking – is het belang van stadsnatuur groter dan ooit.
Deze conferentie heet ‘Groen van de toekomst’. Ik zeg ‘Groen heeft de toekomst’.
.
You must be logged in to post a comment.