Woensdag 6 januari 2016 werd het tweede Essay Roterodamum gepresenteerd in het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. De Stichting Historische Publicaties Roterodamum, initiatiefnemer en uitgever van de essayreeks, verleende mij de eervolle opdracht het te schrijven. Het 60 pagina’s tellende en mooi vormgegeven boekje is getiteld ‘Rotterdamse Natuurvorsers’. Ik schreef er de volgende ‘disclamer’ boven, want ik ben geen historicus:
Dit essay gaat over Rotterdamse natuurvorsers en natuurvorsen in Rotterdam. Het heeft een autobiografisch karakter en is daardoor beslist geen allesomvattend geschiedkundig overzicht van iedereen die in en om Rotterdam bij natuuronderzoek betrokken is of was. Het geheel is een samenraapsel dat slechts twee verbindende elementen kent: verwondering en bewondering voor de natuur en mijn eigen interesses en belevenissen.
De presentatie van het essay werd ingeleid door een van de redactieleden, Matthijs Dicke. Van hem zijn de volgende (lovende) woorden:
… dit is het tweede essay in onze nieuwe, nog jonge reeks. Ik denk dat het een meer dan geslaagde opvolger is van het eerste essay van Henk Hofland dat in het najaar van 2014 verscheen. Net als Hoflands herinneringen aan zijn Rotterdamse jeugdjaren, beantwoordt jouw autobiografische verhaal eveneens aan de wens van onze stichting om een beeld te geven van de beleving van de stad in historisch perspectief. Je schrijft over je vroege kennismaking met het vak biologie en met de stadsnatuur van Rotterdam. Zonder dat je het verhaal strikt chronologisch hebt opgebouwd, volgen we je eigenlijk stapje voor stapje in je ontwikkeling als lokale natuurvorser. Dit verhaal verrijk jevoortdurend met verwijzingen naar geestverwante personen, of het nu gaat om wetenschappers van lang geleden die jou inspireerden of juist om nabije vrienden met wie jij je lange ontdekkingstocht tot op de dag van vandaag hebt gemaakt en beleefd. Dit levert een prachtig, afwisselend, gelaagd verhaal op.
Zo passeren bijvoorbeeld je eerste schelpenverzameling waarover je een brief schrijft aan Donald Duck en een expeditie op de Bergse Plassen waar jij als tiener in 1973 samen met je vogelvriend Michiel Hendriks de eerste Nijlgans van Rotterdam ontdekt. Je beschrijft verschillende Rotterdamse biologen die je voorgingen, onder wie Anton van Deinse, in wie jij jezelf enigszins herkent omdat hij veel publiceerde en omdat hij – zoals je schrijft – oog heeft voor het ongewone. Je schrijft dit alles in een mild-wetenschappelijke, toegankelijke en tegelijkertijd droogkomische stijl, die we van jou kennen.
Het mooie van het essay is dat we jou als persoon, met je bijzondere passie en fascinaties voor jouw vak beter leren kennen en dat je tegelijkertijd een beeld geeft van Rotterdam als natuurhistorisch decor dat altijd in beweging is en dus ook altijd actueel, relevant en urgent is. Het essay gelezen hebbend – het privilege van de redacteur – zal ik voorgoed anders naar de stad kijken. En ik ben ervan overtuigd dat alle Rotterdammers die het gaan lezen dat het komend jaar ook zullen doen. Hulde en duizendmaal dank, ook namens mijn mederedacteuren Arij de Boode, Els van den Bent en Nelleke Noordervliet, die de eerste versie eveneens met veel plezier hebben gelezen.
De eerste exemplaren werden door de uitgever op mijn verzoek aangeboden aan Kees Heij (die mij op het juiste moment omstreeks 1970 in aanraking bracht met de natuurhistorie) en Ferry van Jaarsveld (22), veelbelovend preparateur en de jongste vrijwilliger van het Natuurhistorisch Museum. De aanwezigen ontvingen allemaal een exemplaar van het essay.
De avond eindigde met een traditionele signeersessie:

De auteur (rechts) signeert het exemplaar van Erwin Kompanje (links).
Essay Roterodamum 2 is (beperkt) verkrijgbaar: voor Euro 9,90 in de winkel van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. Leden van Historisch Genootschap Roterodamum hebben een (automatisch) abonnement. Essay nummer 1 verscheen in 2014 en werd geschreven door Henk Hofland.